Met een plezierig gevoel kijkt Pim Breebaart (74) terug op zijn 12-jarig voorzitterschap bij De Haagse Hogeschool. Hij kreeg de opdracht om de financiën en de onderwijskwaliteit op orde te brengen. Gelukt, vindt hij. Hans en Ruben blikten met hem terug én maakten er een filmpje van.
De tekst loopt onder het filmpje door.
Hoe kijk je terug op de Haagse periode?
Met een plezierig gevoel.
Hoogtepunten?
Veel opleidingen scoorden nummer 1, 2 of 3 in de rankings, de hogeschool had daarom een hoge notering in de Keuzegids, veel beter dan de andere Randstadhogescholen, voor wat een ranking waard is, deze was toen een gewogen gemiddelde van studenttevredenheid, studiesucces en expertoordeel.We aten in de hele hogeschool petitfours met nummer 1 op het glazuur.
Waar heb je het meest van genoten?
De grote belangstelling voor ons onderwijs en hoe we studenten uit migrantengezinnen, wij gebruikten veelal de term eerstegeneratiestudenten, begeleidden. Onze ambitie was hoog en de steun ook. Allerlei collega’s uit het land en daarbuiten kwamen bij ons kijken. Ook genoot ik van de evenementen die onze studentenverenigingen organiseerden. En ik heb mooie herinneringen aan de debatcursussen die ik samen met Edwin van Rooijen voor studenten bestuurskunde, recht en integrale veiligheid verzorgde en later samen met Tim van Tongeren de colleges economie en internationale betrekkingen voor studenten bestuurskunde.
Waar ben je het meest trots op?
De nieuwbouw in Delft, zonder financiële overschrijdingen, een modern en duurzaam gebouw voor een groot deel van de techniekopleidingen, was erg geslaagd. En ook het onderhandelen met de gemeente en ondertekenen van het contract tot nieuwbouw voor de sportopleidingen in het Zuiderpark waren een succes. Ik was trots op de grote reorganisaties van alle onderwijs, diensten en directies en management. Elke reorganisatie werd door collega’s uit de hogeschool geleid. Het lukte zonder externe adviseurs heel goed! Alles just in time. Behalve dan de ICT-voorzieningen harmoniseren, daar was veel achterstallig onderhoud waardoor er wel enige jaren overheen gingen voordat ik weer echt adem durfde te halen. Overigens werden alle reorganisaties met een constructieve bijdrage van de Hogeschoolraad gepland en uitgevoerd. Dat was wel echt mijn ding, met de Hogeschoolraad dealen.
Wat was het moeilijkste/zwaarste?
In 1997 had de hogeschool een klein eigen vermogen. De RvT wilde in drie jaar naar een solvabiliteit van 20%. Bovendien had de school voor de nieuwbouw Laakhaven een bouwclaim voor 32 milj gulden meerwerk en een geschil met de belastingdienst over de te betalen BTW over de nieuwbouw van 42 miljoen gulden. We hebben 6 jaar over beide dossiers onderhandeld, beide met een voor ons goed eindresultaat van 50/50. We konden ons in die periode met sterk stijgende studentenaantallen even geen extra personeel veroorloven. Dat was pijnlijk. Maar door de inzet van velen kwamen we in 2001 al op ruim 20% solvabiliteit en in 2010 verliet ik een financieel gezonde hogeschool met 60% solvabiliteit.
Die eerste 6 jaar waren voor mij moeilijk en zwaar door de onzekerheid over de afloop van de twee genoemde dossiers en de grote reorganisaties, waarvan je op dat moment nog niet het succes kon meten.
Als je zo na jaren terugkijkt: wat heb je teweeg gebracht?
Mijn belangrijkste opdracht van de RvT was 1. zorgen dat de financiën op orde komen en 2. zorgen voor een hoge onderwijskwaliteit. Beide zijn in mijn periode gelukt. Dat is maar voor een heel erg klein deel mijn verdienste. De grootste verdienste ligt bij de docenten die met een hoge werkdruk een goede onderwijskwaliteit leverden. En de Hogeschoolraad en Raad van Toezicht waren constructief kritisch op de effectiviteit van de plannen, maar steunden mij waar dat gevraagd werd. Ik was blij toen we in de jaren 2003/2004 weer aanzienlijk meer geld aan het onderwijs konden besteden. Ik heb geprobeerd om de onderlinge relaties tussen de diverse groepen ontspannen te houden en het management te richten op de kwaliteit van onderwijs en onderzoek. Het waren goede jaren voor de hogeschool.
Ook heb ik, samen met Ineke van der Meule, sturing gegeven aan het invoeren van de lectoraten en het onderzoek. Ik zag dat er op academieniveau te weinig kennis van en ervaring met wetenschappelijk onderzoek aanwezig was. Ik heb daarom besloten tot één Centrum voor Onderzoek, waarin alle lectoraten een plaats kregen. En dan na een behoorlijke periode evalueren of een deel van het onderzoek misschien losjes aan de opleidingen of academies gekoppeld zou kunnen worden.
Ik zie nu in bijna alle hogescholen dat het onderzoek versnipperd is, dat het een overwegend instrumenteel karakter heeft gekregen, dat het kritische peergesprek niet voldoende van de grond komt en dat het gesprek over de onderzoekscultuur worstelt met de vraag: wat doen we eigenlijk? Voor wie en waarom? De tragiek is dat het ‘beroepsgerichte’ onderzoek onvoldoende maatschappelijke waarde heeft gekregen en dat de directeuren en docenten van academies/faculteiten in hogescholen te weinig leren over goed en slecht onderzoek. Het kan en moet beter.
Aan wie koester je nog goede herinneringen? Wat, waarom?
Aan vele collega’s uit die tijd, te veel om op te noemen. Ook had ik zeer regulier contact met studenten, ik bezocht hun evenementen, de verenigingssociëteiten, gaf gastlessen, organiseerde lunches met studenten, was observant bij afstuderen, werkgroepen en colleges. En ik heb goede herinneringen aan oud-collega’s van andere hogescholen, universiteiten en landelijke onderwijsverbanden.
Wat doe je tegenwoordig? Ook vrijwilligerswerk?
Ik was vicevoorzitter van de Raad van Toezicht van de Hotelschool The Hague, voorzitter van de Vereniging van Toezichthouders van de hogescholen, ik coachte bestuurders, adviseerde instellingen bij kwaliteitsvragen en ben voorzitter van NVAO-panels bij accreditaties in Nederland en Vlaanderen.
Ik was vrijwillger in een basisschool en in het passend onderwijs en ik schrijf voor het onderwijsblad Th&ma nog steeds boekenrecensies. Ik vorm met 5 ex-collega’s van de Hogeschool Rotterdam een filosofiegroepje, elke maand een boek. Vier weken zijn zo om en dan moet je iets zinnigs over het boek kunnen zeggen, dat is nog eens even genieten van je pensioen!
Welk boek heb je het laatst gelezen? Wat leerde het jou?
“Fantoomgroei” van Sander Heijne en Hendrik Noten is mijn laatste boek, erg intelligent geschreven, het is zeer de moeite waard om de vraag te stellen waarom we steeds harder werken voor steeds minder geld? Het boek is een lezenswaardige argumentatie waarom we ons niet moeten blind staren op groei, groei, groei. Kwaliteit van leven en wat we nalaten is belangrijker. Kent het onderwijs ook kenmerken van fantoomgroei? Ik denk het wel en ik word gesteund door de analyses van Dirk van Damme (OECD). Het is een ernstig probleem als het gezag van onderwijsinstellingen wordt ondermijnd door diploma-inflatie. Het is geen plezierige constatering.