Pionieren, het tekent de loopbaan van Hans Tromp

Pionieren, het tekent de loopbaan van Hans Tromp.

door Ruben Kofman

Gewoon is niet goed genoeg. Altijd op zoek naar vernieuwingen: PGO, het automatiseren van voortgangstoetsen en het opstellen van het eerste strategisch plan van de net gefuseerde hogeschool: HOP 1.  Dan volgt het landelijk project Gilde-HBO, werken voor een ICT-bedrijf en weer later de ontwikkeling van de Sportcampus Zuiderpark. En, o ja, ook bij XNet is hij pionier van het eerste uur. Een gesprek met Hans is nooit saai, hij kijkt met trots, een lichte ironie, en met humor terug op zijn bepaald niet rechtlijnige loopbaan bij De Haagse.

Waar kwam je vandaan en hoe kwam je bij De Haagse terecht?

Na mijn studie Nederlands werd ik leraar Nederlands op een MTS en in die tijd deed ik de MO-avondstudie Onderwijskunde. In 1981 kon ik bij de opleiding Fysiotherapie aan de slag en daar heb ik met heel veel plezier gewerkt. Ik kreeg de ruimte om aan nieuwe onderwijsvormen te werken en samen met o.a. Ernst Rietmeijer hebben we het PGO (Probleem Gestuurd Onderwijs volgens het model van de Universiteit van Maastricht) opgezet. We mochten experimenteren en waren als een stel jonge honden bezig om het onderwijs te vernieuwen.

Dat ik bereid was om aan te pakken, bleef niet onopgemerkt in De Haagse Hogeschool. Ik werd door CvB-lid Jan van Dijk ‘geroepen’ om een strategisch plan voor De HHs op te stellen. Dat was geen gemakkelijke opdracht, we verkeerden nog in de storm van de fusie en we waren nog lang geen eenheid. De opleidingen en sectoren die allemaal verspreid lagen over Den Haag, voelden maar weinig voor een gezamenlijke strategie. En er was ook helemaal geen voorbeeld van, we waren misschien wel de eerste hogeschool die daar mee begon.

Van de één op de andere dag zat ik opeens in een ‘hok’ in de Torenstraat bij het Centraal Bureau van de HHs terwijl ik een levendige onderwijsomgeving gewend was. Dat was wel even wennen, ook qua functie, hoewel, een functie had ik nog helemaal niet. Het was echt pionieren en daarvoor kon ik gelukkig vaak mijn ‘hok’ uit om mijn licht op te steken bij het Ministerie van Onderwijs of de HBO-Raad.

Wat trof je aan?

We spreken over 1986 toen we nog zes, later vijf sectoren hadden die alles zelf regelden: financiën, P&O, PR&Voorlichting, ICT en zeker ook hun onderwijs. Er waren  ook vijf Sectordirecteuren Onderwijs en met hen moest ik het eens worden over een gezamenlijke strategisch plan voor De Haagse Hogeschool. Zij focusten zich vooral op het belang van de opleidingen in hun sector, terwijl ik mij meer richtte  op het belang van de Hogeschool voor de stad en de regio. Gelukkig ontstond er een positieve sfeer, want het ging uiteindelijk om onderwijs en het eerste HOP kon  na een half jaar informatie zoeken en overleggen naar het Ministerie van Onderwijs gestuurd worden. Dat was HOP1 en ook HOP2 en -3 heb ik in de daarop volgende jaren mogen samenstellen.

Opmerkelijk is dat een aantal van de thema’s uit HOP1, zoals allochtonenbeleid, kwaliteit, internationalisering en studentbegeleiding nu, en samenwerking met bedrijven en instellingen na ruim 30 jaar nog steeds actueel zijn. Hoewel, we spreken nu niet meer van allochtonen, maar van inclusie en diversiteit.

Wat was jouw functie?

Uiteindelijk werd ik Hoofd Onderwijszaken, maar aanvankelijk wel Hoofd zonder medewerkers. Dat was hard werken, want mijn takenpakket breidde zich maar uit: het realiseren van de STC-operatie (Samenwerking, Taakverdeling en Concentratie), een nieuw kwaliteitszorgstelsel, het invoeren van het studiepuntenstelsel binnen de Hogeschool en het helpen van opleidingen met hun onderwijsontwikkeling. In die periode vroeg de HBO-Raad of ik een landelijk kwaliteitszorgstelsel voor hen wilde opzetten, een verleidelijk aanbod waar ik bijna op in ging. Maar Jan van Dijk zorgde ervoor dat ik bleef door een medewerker bij OZ aan te stellen. Dat was Sien Trotz met wie ik ongelooflijk fijn heb samen gewerkt. Sien was briljant, had humor en kon goed schrijven.

Inmiddels was hard werken overgegaan in bikkelen. Overwerken tot ’s avonds laat was geen uitzondering terwijl ik me overdag rot fietste door Den Haag, van de Sportlaan via de Wegastraat naar de Saffierhorst om  bijvoorbeeld  toetstrainingen te geven of cursussen over kwaliteit van onderwijs.

Welke steun kreeg je vanuit het CvB?

Jan van Dijk liet me vrij en gaf me veel vertrouwen. Ook met Albert Jan Peters kon ik goed opschieten. Dat leidde er wel toe dat ik soms (te) veel klussen op mij nam. Alles was belangrijk en moest snel!

Wat was jouw rol bij de bouw van de ‘unilocatie’?

Mijn rol was vooral om ervoor te zorgen dat de onderwijsvisie vertaald werd naar de vormgeving en inrichting van het gebouw. Dat was nog niet zo eenvoudig. Het eerste belang van de directeuren was dat de sectoren een eigen plek kregen. Wij vonden dat het gebouw in staat moest zijn om groei en krimp tussen de sectoren op te vangen. Het moest, één ingang hebben en één ‘centrale’ bibliotheek. Het was ‘landje pik’ en machtsspel. Ze wilden allemaal hun eigen computerlokalen, eigen concierge, kantines en collegezalen. Dat leidde ertoe dat iedere sector een eigen trap kreeg.

Mijn insteek was dat de hogeschool moest lijken op de werkomgeving waar je voor opleidt. Bij Verpleegkunde en Techniek lukte dat wel, maar verder bestond de hogeschool vooral uit lange gangen, les- en collegezalen en kamertjes voor docenten.

Wel heb ik er toen met succes voor gepleit om in de bibliotheek de boeken heel zichtbaar op te stellen en niet, zoals toen bij de TU-Delft via digitale catalogussen beschikbaar te stellen.

Waar liep je tegenaan?

Na zeven jaar hadden we een uitgebreide afdeling Onderwijszaken. Bert Hooftman voor de decanen, Wilma Nelemaat voor studentzaken, Leonie Osse voor internationalisering en Anne Maria Andriol voor allochtonenbeleid. Ik maakte in 1995 de overstap naar directeur Onderwijszaken van de sector E&M (Economie en Management). Er heerste op dat moment een crisissituatie m.b.t. rendement en bekostiging, en een te hoge onderwijsvraagfactor (OVF). We hadden 12 FtE teveel. En de ‘fusie is ruzie’-sfeer was daar nog volop aanwezig. Er was een sterke weerstand tegen directie en management van de hogeschool. Ik ging tegen de verdrukking in steeds harder werken. Overdag eindeloos overleggen en vergaderen en dan ’s avonds alles uitwerken en  voorbereiden. Dat eindigde na vier jaar in een stevige burn out..

Hoe verliep je carrière verder?

Na die periode deed ik het landelijk project Gilde-HBO met vijf andere hogescholen. Dat was duaal-onderwijs avant la lettre. Studenten werkten drie dagen en kregen twee dagen onderwijs op maat. Dat was leuk, maar al snel kwam er weer een nieuwe uitdagingen op mijn weg. Ik kon als gedetacheerde aan de slag bij Rovict, dat o.m. het voortgangsregistratiesysteem VOLG+ leverde. Ik reisde door het hele land om hogescholen en ’ROC’s te adviseren over de vertaling van strategisch beleid naar ICT-beleid.

Toen mijn detachering eindigde had ik de keus om bij het bedrijf te blijven, maar het was toen gunstiger om terug te gaan naar De Haagse. Daar kreeg ik de opdracht om een nieuw studentinformatie- en registratiesysteem (SIRS) te selecteren. Dat werd uiteindelijk Osiris.

Daarna heb ik verschillende projecten gedaan, zoals de ontwikkeling van de Sportcampus Zuiderpark en het project Teamplayers voor studenten van de HALO, Sportmanagement en Lifestyle, Sport en bewegen van Mondriaan.

Hoe kijk je terug?

Ik kijk met heel veel plezier en genoegen terug. De burn out was even mijn Waterloo, maar daar heb ik ook heel veel van geleerd. Over all dus heel positief,  met uitzondering van het laatste stukje: de reorganisatie. Dat was heel instrumenteel opgezet, met een zeer ‘mensvreemd’ instrumentarium. Ik kreeg uiteindelijk de functie van strategisch adviseur en kwam 5-hoog achter op een flexibele werkplek terecht. We noemden dat ‘het hospitium voor uitfasering en loopbaanbeëindiging’ Gelukkig ben ik kort daarna gevraagd om teamleider Externe Relaties te worden. We hebben dat met een beperkt aantal goeie mensen kunnen vormgeven. Tenslotte mocht ik  met hen  verschillende evenementen in het kader van het dertigjarig bestaan organiseren.

Wat zou je de hogeschool adviseren?

Dan zou ik adviseren om interdisciplinaire projecten op te nemen in de onderwijsprogramma’s en de onderwijs- en examenregelingen. Dat lukte bij het project Teamplayers en werd daardoor een succes.

En ten tweede zou ik  alle medewerkers die een andere functie krijgen,  een stevig coachingstraject aanbieden. Er gebeurt echt wat met je als je van staf naar lijn gaat, of als docent projectleider wordt.

En nu?

Nu vermaak ik mij prima. Ik doe aan ‘ijzergooien’ in de sportschool en, iets heel anders, ik ben vlaggewacht bij de Russische ambassade waar we de Oekrainse vlag ‘bewaken’. Verder adviseer ik  een bedrijf dat via outdoorsports jongeren met meervoudige problematiek weer op de rails helpt. EnIk maak wekelijks muziek met een aantal vrienden, ik speel  piano.

En, natuurlijk, ben ik actief bij XNet. Voor de rest houd ik van gezelligheid en een wijntje. ‘Nog maar eentje doen, Ruben?’

Haagse Pioniers

Ter gelegenheid van het 35-jarig bestaan van De Haagse Hogeschool is de XNET-redactie een nieuwe reeks gestart onder de naam ‘Haagse Pioniers’. We gaan het gesprek aan met collega’s die destijds, dus vanaf de start in 1987, hebben bijgedragen aan de opbouw en ontwikkeling van De Haagse Hogeschool. Iedere maand een andere collega.
Heb je een suggestie voor een interessante ex-collega, of wil je zelf je verhaal wel kwijt..? Mail naar
xnethhs@gmail.com.

Het laatste nieuws

Bekende oud-studenten HHs

Bekende oud-studenten HHs

We gaan in gesprek met bekende oud-studenten van De Haagse Hogeschool.

In deze eerste aflevering een goed gesprek met oud IT-student Jeroen Derwort, bekend van Online Soccer Manager (OSM).

Lees meer

Doe mee met XNet

Wil je nog zinvolle activiteiten ondernemen? Of mis je de dynamiek van het onderwijs en de hogeschool, én de sociale contacten? Met het opzetten van een netwerk oud-medewerkers willen we daar iets aan doen. Draag bij aan XNet.

Het laatste nieuws

Contact informatie

xnethhs@gmail.com