door Ruben Kofman
Ik snap mezelf soms niet. Ik fiets, maar waarom eigenlijk?
Ik wil het weten en ga er wat aan doen. Reflecteren en opschrijven. Lees het of niet. Ik schrijf het toch wel op in een poging het te begrijpen.
Inmiddels ben ik ruim 68 jaar en fiets me wat af. Per jaar zo’n 8000 kilometer met een gemiddelde van 25 km/uur. Dat is 320 uur netto. Voor bruto komt daar nog bij: fietsonderhoud, fietskleding aanstropen, bidonnetjes vullen, bandjes oppompen en na afloop fiets en mezelf afspuiten. Tel er dus gerust nog maar een klein uur per keer bovenop en bij gemiddeld drie ritten per week is dat op jaarbasis 150 uur. Ik besteed dus 470 uur per jaar aan fietsen terwijl ik zo’n 3500 uur per jaar wakker ben.
Dus ruim 7% van de tijd dat ik wakker ben ik aan het fietsen. Ik lijk wel gek, waarom doe ik dit?
Het is Coronatijdperk, samen met de uitvinding van de elektrische fiets (nee, dat is helaas niet hetzelfde als een elektrische stoel), heeft dit het fietsend bestaan behoorlijk op zijn kop gezet. Ik fiets langs de Leidse Vaart, het is nog vroeg en ik nader een groep van vier elektrisch ondersteunde fietsers. Ik heb geen mechanische doping nodig, want ik kan ze gewoon inhalen op mijn toerfiets (voor de liefhebbers: een Santos Travel Lite, riem en Rohloff).
Het lijken me twee wat oudere echtparen, ze nemen namelijk het hele fietspad in beslag. Dat doen alle bejaarden (sorry). Ik bel zachtjes, maar geen reactie. Waarschijnlijk ook nog een beetje doof. Het stelt me voor een dilemma. Ik ben nu dichterbij en als ik harder bel, weet ik wat er gebeurt: ze schrikken en gaan slingeren. Heel kort schiet de gedachte door me heen om ze middendoor in te halen. Maar tegelijkertijd krijg ik een visioen dat er vier bejaarden spartelend en kreunend op het fietspad liggen met mij er bovenop.
Toch maar hard bellen. En ja hoor. De schrikreactie veroorzaakt het voorspelde geslinger. Maar opzij gaan.., ho maar. “Kan ik er even langs misschien?’, roep ik vertwijfeld. Tergend langzaam verandert de twee-aan-tweeformatie in vier-achter-elkaar en kan ik inhalen. Als ik de voorste grijsaard passeer, bijt hij me toe: “We fietsen wel voor ons plezier hè!”.
Daarom misschien?